‘Slachtofferrol’ is een fout woord.

Heel veel mensen zijn het in hun leven een of meerdere keren. Sommige mensen vaker, een enkeling erg vaak. Iedereen is goedbeschouwd weleens slachtoffer van iets of iemand. En dat is afhankelijk van de ernst van de zaak vervelend, erg, tragisch of ronduit rampzalig. Soms is het herstelbaar, vaak is het onherstelbaar.

Je bènt slachtoffer. Het is geen rol die je speelt, het is een toestand waarin je verkeerd.  Waarbij een rol die gespeeld wordt bijna impliciet niet echt is, is een toestand een vorm van werkelijkheid.

Eén van de gevolgen van de hele discussie rond #MeToo is dat er met regelmaat gesproken wordt over mensen die in de slachtofferrol zitten of gaan zitten. Of het nu jaren geleden ging om Monica Lewinski of de slachtoffers van Roman Polanski, of nu over Jelle Brandt Corstius, zonder uitzondering zijn zij als (soms onbewezen) slachtoffers in posities waar anderen spreken en schrijven over hun slachtofferschap (let op de keuze van dit woord). Vaak genoeg wordt dan het woord slachtofferrol gebruikt. Meestal door ‘onafhankelijke’ derden of door de (mogelijke) daders of hun vertegenwoordigers. Advocaten die daders verdedigen zijn ook gek op het woord slachtofferrol want alleen al het bezigen van de term zorgt ervoor dat de toehoorder / kijker / het publiek / de magistratuur de positie van het slachtoffer als vanzelf ter discussie stelt en op die manier het gemakkelijker wordt voor daders om hun daden te ontkennen of weg te nuanceren. Zelfs de president van de Verenigde Staten is daar een ster in gebleken.

Slachtofferrol als omschrijving van de positie van een slachtoffer maakt dat er publiekelijk getwijfeld kan worden over het waarheidsgehalte van beschuldigingen, dat slachtoffers de mond gesnoerd wordt omdat het ‘misschien niet waar is’ en uiteindelijk dat het leed van slachtoffers daardoor aanmerkelijk wordt vergroot. Niets is immers erger dan slachtoffer zijn en dat volgens ontkend te zien worden door anderen (bijvoorbeeld de media). Het slachtoffer wordt dan al snel een leugenaar en in uiterste gevallen zelfs een dader van smaad en laster. De ‘rollen’ worden omgedraaid, daders gaan vrijuit en slachtoffers worden voor de rest van hun leven afgeschilderd als slechte mensen die ten koste van anderen op grond van valse beschuldigingen de publiciteit hebben gezocht. Loopbanen worden vernietigd en een verder redelijk bestaan zo goed als onmogelijk gemaakt. Denk bijvoorbeeld aan voornoemde Monica Lewinski waarvan alleen haar naam al maakt dat een ieder beelden in het hoofd krijgt van wat er met haar gebeurt is. Ze heeft er decennia zwaar onder geleden, is onvoorstelbaar geschoffeerd en geridiculiseerd, heeft volgens eigen zeggen meermaals gedacht over zelfmoord en zal nooit meer afkomen van het stempel van de pijpende stagiair.

Net zoals Jelle Brandt Corstius nu voor de rest van zijn leven gezien zal worden als die tv-maker die al dan niet misbruikt is. Beide uitkomsten zijn voor hem bijzonder pijnlijk. En van zo’n beeld kom je in de publiciteit nooit meer af.

Maar als bewezen moet worden dat aangeklaagden daadwerkelijk daders zijn dan moet toch ook bewezen worden dat slachtoffers daadwerkelijk slachtoffer zijn? Toch? Welnu, in veel gevallen hoeft dat niet omdat het van meet af aan duidelijk is dat iemand slachtoffer is. In sommige gevallen – vaak in het verleden ontstaan – is dat echter wel nodig. En wanneer daarbij een aangeklaagde in het spel is, dan is er een rechtssysteem dat het mogelijk maakt om in de rechtbank uit te maken wat de (juridische) waarheid is. Meer dan dat is helaas onmogelijk. Die waarheid bevecht je als mogelijke dader dan niet met een advocaat naast je aan de tafel van Jeroen Pauw door glashard te ontkennen dat iets gebeurt is. Die waarheid bevecht je ook niet door te spreken over slachtofferrol, alsof het niet echt gebeurt is. Die waarheid bevecht je in de rechtszaal en niet door het bespelen van de media. In die zin heeft een mogelijke dader terecht minder ruimte dan een mogelijk slachtoffer.

Slachtofferrol wordt ook vaak gebruikt om wanneer iets een tijd geleden heeft plaatsgevonden het slachtoffer duidelijk te maken dat die door moet gaan met het leven en niet moet ‘blijven hangen in de slachtofferrol.’ Waarmee weliswaar niet de werkelijkheid van het slachtoffer ter discussie wordt gesteld maar wel de tijd die een slachtoffer nodig heeft om het gebeurde te verwerken. Dat duurt immers voor anderen dan het slachtoffer al snel te lang. En dan zijn slachtoffers gefrustreerde zeuren die niet los kunnen komen van een vervelend verleden. Time to move on, nietwaar? Get over it!

De werkelijkheid is echter dat er meestal – bijna altijd – sprake is van slachtofferschap. Slachtofferschap is de toestand waarin iemand verkeerd. Het is geen rol, het is een werkelijkheid en het blijft aan iemand plakken. Het is vooral een bedrukkende werkelijkheid die bij het slachtoffer een worsteling oproept om los te komen van die loden last van het slachtoffer zijn. Een worsteling die maar al te vaak ontzettend zwaar is en die alle ondersteuning van de wereld om het slachtoffer heen noodzakelijk maakt.

Het gebruik van het woord slachtofferrol is in dit verband tendentieus en destructief. Het is welbeschouwd een rotwoord. Het is een vorm van victim-blaming en soms zelfs victim-shaming. Het is destructief voor het slachtoffer. Het is vilein. En het wordt te vaak ongemerkt gebruikt omdat het in het taalgebruik in de media is geslopen als een term die zonder enige nuance gebruikt màg worden. En dat is niet in orde.

En dus stel ik voor vanaf nu te spreken van slachtofferschap, totdat het tegendeel bewezen is want alleen dan is er sprake van een slachtofferrol.

Anna A. Ros

Wees de eerste om te reageren

Geef een reactie