De bomschuit

De bomschuit wordt mijn eerste jeugdboek en gaat over een visserdochter die visser wil worden. In 1897! Een meisje dat visser wil worden? In 1897?

De Bomschuit

Ja! Ze heet Aagje, net als mijn moeder, en ze is elf jaar. Aagje is bijzonder, ze is stoer en ze is zelfs sterker dan de meeste jongens van haar leeftijd en Aagje heeft een droom; ze wil net als haar vader en opa visser worden. Maar in 1897 kan dat natuurlijk niet, want visser zijn is een mannenberoep en niets voor meisjes. En dan is er de grote storm die alle bomschuiten op het strand tegen de duinen kapot slaat, het is een ramp voor Scheveningen en je kunt er nog steeds een schilderij over zien in Panorama Mesdag in Den Haag. Die ramp is natuurlijk verschrikkelijk maar is ook de kans waar Aagje op wachtte om haar droom werkelijkheid te laten worden. Wanneer vader Hendrik niet veel later bootsman wordt op een bomschuit uit Katwijk aan Zee vraagt ze hem om haar mee te nemen op een zeereis. De bootsman neemt immers de vissers en dekhulpen aan. Ondanks dat haar moeder Mien en haar vader er in eerste instantie niets van willen weten besluit na lang aandringen Hendrik toch toe te geven. Aagje mag mee op de visvangst. Want hij ziet ook wel dat Aagje geen meisje is als ander meisjes en eigenlijk is hij heel erg trots op zijn stoere dochter. Maar dan moet Aagje wel doen alsof ze een jongen is en heel goed luisteren naar wat haar vader zegt. En natuurlijk heel erg voorzichtig zijn. Zo begint het grote avontuur van Aagje de vissersdochter die zelf visser wordt op een bomschuit. Zal de reis goed verlopen en zal het haar lukken om een goede visser te worden?

Achtergrond

‘De bomschuit’ is gebaseerd op het verhaal van de eerste zeereis van Krijn Roeleveld, de vader van Mien en de schoonvader van mijn opa Hendrik Ros, en mijn overgrootvader. Oudoom Krijn heb ik nooit gekend en opa Hendrik heb ik maar kort gekend en bewust was ik me daar niet van. Mijn opa stierf toen ik anderhalf jaar oud was. Hij was huisschilder in Scheveningen en Den Haag en woonde in Duindorp. Oma maakte klederdracht en was doof. Ik ken mijn opa van de verhalen van mijn moeder Aagje, zijn jongste dochter. Verhalen die altijd liefdevol waren over deze man met zijn onverzettelijke karakter en zijn vele interesses voor zaken die vissers normaal gesproken niet interesseerden. Want mijn opa was voordat hij schilder werd een visser. Zijn loopbaan begon op een bomschuit als knulletje van negen. Een loopbaan die eindigde in de tweede wereldoorlog toen de vissersvloot niet meer mocht uitvaren. Na de oorlog bleef Hendrik aan wal bij zijn gezin. Hendrik Ros was een gelovige man, dat zijn vissers bijna altijd en ik ben dat gaan begrijpen. Want een visser is bij uitstek afhankelijk van de natuur. De zee immers geeft vis en neemt levens. Mijn moeder leerde mij twee dingen die haar vader haar vaak had verteld. Het zijn die twee dingen die ik ook geleerd heb en waarvan ik weet dat maar weinigen ze ook weten. De tijd tussen twee golven is altijd hetzelfde op een bepaalde plek op de wereld en op het strand van Scheveningen kan je in de vroege morgen van een lente- of zomerdag bij het eerste licht wel honderd kleuren zien in het water.

Een tijd geleden kreeg ik een eenvoudige uitgave van een manuscript uit de nalatenschap van mijn moeder, geschreven door Krijn Roeleveld, haar opa en de vader van mijn oma. En ik kreeg het idee om dat te bewerken tot een kinderboek. Maar hoe moest ik dat doen? Het manuscript beschrijft getrouw het leven van Krijn die als jongetje op de bomschuit stapt. Zoals ook Hendrik Ros dat later op de logger zou doen. Alleen om het voor kinderen geschikt te maken moest er iets gebeuren en na lang nadenken en maanden puzzelen gaf zoals wel vaker mijn eigen leven me de oplossing om er een mooi verhaal van te kunnen maken. De jonge visserszoon van het oorspronkelijke verhaal wordt in ‘De bomschuit’ een meisje van elf, Aagje.