Ooit schreef de grote Jan Jacob Slauerhoff de volgende dichtregels:
In Nederland wil ik niet blijven,
Ik zou dichtgroeien en verstijven.
Het gaat mij daar te kalm, te deftig,
Men spreekt er langzaam, wordt nooit heftig,
In Nederland wil ik niet blijven
ik zou van angsten gaan verstijven
het is me er te hard, te heftig
men spreekt er zo luid, wordt nimmer deftig
Nu ik inmiddels ruim vier jaar in Middelburg woon, Zeeland dus, een ander land dan Holland dus, heeft mijn systeem ruim de tijd gehad om zich aan te passen aan deze omgeving. Als ex-Haagse immers ben ik een verkaste randstedeling. Of beter: een Zeeuwse randstedeling. En met die verhuizing en de rustige inburgering in dit heerlijke landsdeel is die rare heftige randstad grotendeels uit mijn leven verdwenen. Voor alle duidelijkheid, ik heb geen dag, geen seconde, spijt gehad van de verplaatsing van de zogenaamd dynamische randstad naar het zogenaamd ingeslapen Zeeland. Integendeel, het had voor mij als mens beter geweest als ik de blik al veel eerder op het zuiden gericht had. Vandaag is me weer eens glashelder voor ogen gekomen waarom ik zo ontzettend blij ben mijn dagen niet meer te hoeven slijten in de gejaagde kilte van de randstad.
Afgelopen nacht overleed de burgervader van de Amsterdammers, Eberhard van der Laan. Een bijzonder mens in meer dan één opzicht. Zeker als je iets weet van zijn verleden, zijn rol in het bestuur van stad (en eventjes land). Verketterd door rechts Nederland, verketterd door Amsterdammers die of vonden dat hij te ver ging of vinden dat hij niet te ver ging of vonden dat hij helemaal niet deed of dat hij zich overal mee bemoeide. Maar door veel meer mensen geliefd en gewaardeerd voor de duidelijkheid (niet te verwarren met rechtlijnigheid) die kenmerkend voor hem was. Een man die gemakkelijk het bij de politici altijd voor de mond hangende blad liet vallen en zich uitsprak. Tuurlijk, politicus van beroep en dus altijd bezig met manoeuvreren in het troebele Amsterdamse grachtenwater. Maar wel een politicus die respect verdiende omdat hij zo vaak deed wat andere politici nalieten.
En dan toont zich de aard van de randstedeling. Teveel vrienden – binnen en buiten sociale media – die in Amsterdam hun domicilie hebben lijken niet of nauwelijks waarde te hechten aan hoe belangrijk die burgermeester voor hun stad was. Of ze willen of niet – of ze balen van sommige van zijn keuzes en standpunten of niet – Amsterdam zou er stukken slechter voor staan als er de afgelopen jaren een andere burgermeester de ambtswoning had bewoond. Het schokt me eerlijk gezegd hoe er vooral gekeken lijkt te worden naar de punten waarop de goede man niet voldeed aan hun wensen dan naar wat hij tot stand heeft gebracht in moeilijke tijden.
Als er iets is dat me opvalt als verschil tussen mijn oude wereld in de randstad en mijn nieuwe in het Zeeuwse is het wel dat men hier gemakkelijker is om respect te tonen voor mensen die goed werk verrichten. Niet dat alles soepeltjes gaat hier, maar de morele zuurgraad is hier aanmerkelijk lager dan benoorden de rivieren, ondanks dat in de randstad zo vaak gedacht wordt dat het hier suffig is. Die vier regels van me waarin ik Slauerhoff weerspreek zijn in deze contreien gelukkig niet echt van toepassing. Ik prijs me gelukkig de randstad – het zowat aan elkaar gegroeide Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht slechts zelden te hoeven bezoeken, thuis ben ik er gelukkig allang niet meer.
Anna A. Ros
Wees de eerste om te reageren