Soms wordt me iets gevraagd waar ik niet aan wil voldoen. Meestal geef ik uiteindelijk toe en laat ik me leiden door toegeeflijkheid. Soms ook niet.
Recent ben ik begonnen met het begeleiden van een SchrijfLab. Ik doe dat als vrijwilliger voor de lokale bieb. Wat erg aardig is van me want het betekent veel werk voor weinig. Maar ach, vrijwilligen doet een mens niet vanuit economisch motief maar om heel andere redenen. Zoals het heel erg leuk vinden van wat je doet, het je nuttig inzetten voor de samenleving of gewoon omdat het een goede oefening is van vaardigheden die naar je zin te weinig worden aangesproken.
Of om een andere reden.
Hoe dan ook, ik vrijwillig dus en bestier het SchrijfLab. De animo is groot, zo groot dat er in plaats van één klasje nu zelfs twee klasjes zijn ontstaan. Twee klassen vol met enthousiaste mensen die willen schrijven en daar best een steuntje bij in de rug willen krijgen. Hoe mooi kan het zijn?
En dan krijg ik een rare vraag. Of ik een VOG wil leveren. Een Verklaring Omtrent het Gedrag. Want dat vindt men belangrijk, naar het schijnt. Niet dat er bij gezegd kan worden waarom men dat belangrijk vindt. Het vermoeden van ambtenarij dringt zich onmiddellijk bij me op. Bij nader onderzoek wordt het toch nog grappig, want zo’n verklaring, die dus van de ene overheid naar de andere gaat, moet via mij bezorgt worden. Ik mag er zelfs nog voor betalen ook (wat natuurlijk gewoon vergoed wordt). Nog hilarischer wordt het wanneer er op het formulier de functie van een persoon moet worden beschreven. Die functie van mij is in dezen ‘schrijver‘. Want dat is wat ik doe samen met de lab-gasten. De instantie die de VOG moet leveren (het Ministerie van Justitie en zo) kènt echter helemaal geen criteria voor schrijvers. Want over welk gedrag moet het dan gaan en hoe bepaal je of dat voor een schrijver gewenst of ongewenst, wel goed of geen goed gedrag is.
En dan: eigenlijk wìl ik helemaal geen Verklaring Omtrent het Gedrag. Het zou mijn zorgvuldig opgebouwde reputatie als schrijver geen goed doen. Want schrijvers leiden een liederlijk leven, toch? Zich slepend van kroeg naar kroeg, altijd verwoed pogend om inspiratie op te doen. Ze zuipen, roken en neuken er op los. En dat is toch geen goed gedrag? Hoe kan ik dan ooit nog als schrijver serieus genomen worden met een dergelijke verklaring op zak – en erger nog: in de archieven van een publieke instelling?
Kijk, op de lagere school was ik braaf – te braaf. Op de middelbare ook. En dat is me slecht bevallen. Later in het leven was ik lange tijd ook braaf, en dat heeft me niets dan ellende opgeleverd. En tegenwoordig wil ik dus helemaal niet meer braaf zijn. Dus wil ik ook die idiote verklaring niet leveren – al zal ik dat om de lieve vrede uiteindelijk misschien toch wel doen. Met zo’n verklaring in the pocket schaam ik me rot als ik onder collegae ben. Of zouden die ook zo’n verklaring hebben? En zou men op zo’n verklaring ook automatisch een stempel ‘burgerlijke trut’ zetten?
© 2016 Anna A Ros
Wees de eerste om te reageren