Branding

Mijn opa was een visserman. Althans, dat is wat mijn moeder mij altijd vertelde. Zelf kan ik het niet controleren, want hij verdween uit mijn leven toen dat nog maar net was begonnen. Opa, die altijd ergens over mijn schouder meekijkt naar wat ik doe. De overlevering, de mythe zo je wilt, zegt dat hij als een knulletje van negen – of was het twaalf – al op de bomschuit mee voer. En dat hij later zo’n stoere werd die de zee haar vissen poogde te ontnemen, iets wat toen nog schier onmogelijk was.

De werkelijkheid is zoveel minder romantisch. Dat van negen of twaalf jaar en een bomschuit klopt wel een beetje, maar het was slechts één enkel tochtje. Voor mij maakt dat het niet minder stoer, maar om daar nu in de verhalen een zeebonk uit te laten ontstaan is toch wat vergezocht. Goed, hij heeft gevaren, een tijdje. Maar de wal lokte meer dan het water en wat in het leven restte was een bestaan op de grens van armoede. Armoede die bestreden werd door moeder de vrouw, die er twee keer zo hard voor moest werken, rokken naaien en jakjes, schorten en mutsen. Want zo ging dat in die tijd: als vaders de penningen niet meebrengt zal moeder harder moeten sloven. Ook al zit het huis vol kroost dat altijd aandacht wil.

Hendrik Ros (1888-1963)

De goede man sleepte rommel naar de afvalverwerking, oud papier, oud ijzer, gestapeld op een kar en de kinderen en kleinkinderen die daartoe in staat waren sjorden mee. Buiten dat waren kwast en verfblik de gereedschappen in opa’s leven. Een schilderklus hier, wat oplappen daar en in de vrije tijd die hij zich gemakkelijk wist te veroveren werden die kwasten penselen en de blikken tubes. Zeegezichten, havens, boten, de meeste onder zeil. Ik heb twee van zijn werken gezien, ik vind ze mooi maar zie ook wel dat het nooit op het punt gekomen is dat een galerie het in het raam zet om kopers te lokken.

Wat hij ook deed, of vooral naliet, er was altijd iets dat ik in mijzelf herken. De lokroep van de zee. Laf bekeken vanaf het strand en niet vanaf een stampende schuit die net voldoende kracht heeft om het van de golven te winnen bij harde wind. Wij, mijn opa en ik, zijn immers mensen van de branding. Ongeschikt voor het jachtige, stormende bestaan van de verdieners. De mensen die ‘het maken’ in het leven. Ongeschikt voor de heldendaden op het eindeloze water boven de onmetelijke diepte, op jacht naar vis. Beschouwers waren we vooral, van de wereld, van de mensen die ook niet weten waar ze achteraan lopen, zelf af en toe wat van waarde juttend op het strand van ons bestaan. Met dat verschil dat mijn opa dat vertaalde in bijbelspreuken die hij te pas en te onpas maar meestal te onpas de wereld en zijn familie en vrienden om de oren slingerde. Naar het schijnt, want ik was er niet bewust bij. De man schijnt autoriteit niet te hebben kunnen velen en daarbij geef ik hem de hand. Al waren de heldendaden op dat gebied ook beperkt tot het tutoyeren van iedereen ongeacht rang, stand of ego. ‘Ach, ook de koning zit op de pot met zijn broek naar beneden te schijten en reken maar dat het dan zo stinkt als bij jou en mij,’ zou wellicht een uitspraak van de goede man kunnen zijn geweest in plaats van mijzelf, zo houd ik mezelf voor.

Hoe dan ook, die opa visserman, van wie ik in retrospectief het meeste hou als ik net als hij op het strand langs de branding dool, het zout opsnuivend als ware het noodzakelijk om te leven, die opa was dan misschien niet de grote held die mijn moeder mij ooit schetste, maar hij was wel mijn opa en mijn held. Misschien omdat ik een beetje als hem ben; soms wat in de war, afgeleid, er niet helemaal bij en met het hoofd op een plek waar anderen niet kunnen komen. Dromend van wat had gekund wellicht, of waarom alles volstrekt zinloos is als je niet een penseel of een pen kunt beroeren. Gelukkig draag ik dan zijn naam met me mee zodat hij er toch een beetje voor me is terwijl ik langs die branding slenter, op zoek naar iets om te jutten.

Anna A. Ros

3 Reacties

  1. Henk
    3 september 2018
    Antwoord

    Mooi stukje.

    • 3 september 2018
      Antwoord

      Dank je, Henk. Dank ook voor de aanvulling eerder deze week. Het is goed om zo af en toe hier over te schrijven. Het zijn stukjes die later landen in een boek waar ik op de achtergrond al een tijdje aan werk.

  2. Martine
    3 september 2018
    Antwoord

    Fijn geschreven!

Geef een reactie