Elf centimeter naar links op de kaart. Tussen de drie en de acht op mijn iPad afhankelijk van hoe ik in- of uitzoom. Een dag reizen over zee en een miljoen mijlen in mijn hoofd. Ik zie mijzelf zitten op een goede morgen, uitkijkend over een licht glooiend dal waar, ver weg aan de horizon, de wereld ophoudt. De plek waar de aarde onder de landgebonden mens wegvalt en in de kolkende zee stort. Het waait er altijd, in de zomer lauw of warm, in de andere jaargetijden variërend tussen koel, guur en ijskoud. Winters zijn er winters en het stormt er harder dan de stormen aan mijn kust stormen. Vogels vliegen er windmee nog harder dan hier, er zijn buiten de lawaaierige meeuwen sterns, een enkele papegaaiduiker en zeevogels die ik nog niet ken. Ze dansen in de lucht terwijl ik tuur naar dat ogenschijnlijk einde van de wereld. De lucht is er anders; de wolken zijn er imposanter, de regen komt er heftiger uit omlaag en de zon heeft – zo lijkt het althans – er vrijer spel.
Achter mij, ergens in het huis, is de andere helft van het leven hier aan het werk; schrijven of brood bakken of linnen verven. Of misschien met de planten bezig. Ik weet dat ik die kweekbakken vandaag nog af zal maken. Later. Nu schrijf ik nog in gedachten. In mijn hoofd verschijnt wat mijn handen straks zullen vastleggen, er is immers altijd een verhaal dat zijn plek moet krijgen op het ongehaaste papier. Nadat ik mijn kluslijst voor de dag heb afgevinkt.
Het meest opvallende is dat elf centimeter naar links op mijn kaart zelfs het geluid anders is; geen veraf geruis van auto’s op een snelweg, hoorbaar als de wind verkeerd staat en ook stadsgeluiden zul je er nooit horen. De kans dat je mensen hoort is niet zo groot. Een enkele buur hoogstens maar dat is het dan wel. Verder klinkt er wind. Geruis en geblaas en vogelkreten. En er is die geur van de zee die zich mengt met wat het land loslaat. Ieder seizoen net iets anders en hoogstzelden vermengd met wat er niet van nature thuis hoort. Elf centimeter is niet ver op de kaart, de miljoen mijlen in mijn hoofd zijn dat nog wel. Toch worden ook die overbrugd en als dat eenmaal is gebeurd zal het onmogelijk zijn ze nog te ervaren als een miljoen. Gek, hoe je soms vooraf weet hoe een gevoel of ervaring zal zijn, gebaseerd op referenties die niet meer dan afgeleiden zijn van wat zich al eerder heeft laten ervaren.
Waarom eigenlijk is die, in the grand scheme of things, zo marginale westelijke verschuiving op de kaart zo’n grote stap? Omdat die zich al meer dan dertig jaar aankondigde? Omdat achterlaten wat je wilt achterlaten heel wat anders is dan het verbranden van schepen? Omdat ik eigenlijk altijd al wist dat dit eens moest gebeuren. Omdat de vorige poging tien jaar geleden – het lijkt een half leven – te vroeg was? Omdat er toen nog te veel banden waren en de stap toen als het kappen van kabels voelde in plaats van het uitrekken van de landkaart van het leven tot, nog altijd ook voor anderen, overbrugbare proporties waardoor bestaande verbindingen niet echt verbroken hoeven te worden? Blijkbaar moest het zolang duren voor het leven zich zo had georganiseerd dat mogelijk werd wat van meet af aan de uitkomst zou worden. En is het niet vreemd dat, juist nu na alles in het leven zich versmald heeft tot een klein en doorgaans tevreden bestaan, ik daar toch uit wegvlucht? Niet op de oude manier als vlucht naar voren maar op een nieuwe als laatste etappe naar een bestemming die op het moment dat ik dit denk nog niet eens ingekleurd is. Hoe kan het dat ik geen twijfel voel maar diep verlangen naar dat uitzicht over een door mensen verlaten of beter: nooit bezeten land? Is het echt zo dat dit diep in mij al besloten lag? Elf centimeter naar links, het is niet niks. En tegelijkertijd is het zo klein dat het straks nauwelijks waarneembaar zal zijn voor de wereld waaruit ik afkomstig ben. Als die zich mij later nog zal herinneren. Als ik nog wil dat die wereld zich mij nog herinnerd.
Anna.
Wees de eerste om te reageren